Persoonlijk

Later, als ik oud ben dan…

Tja, wat dan eigenlijk? Gek dat iedereen aan een kind vraagt wat ze willen worden als ze groter zijn. Maar het moment dat we groot zijn, vraagt niemand meer wat we willen worden als we oud(er) zijn.

Wat als ik oud ben? Niet versleten, gewoon grijs. In de veronderstelling dat ik nog al mijn tanden heb, geen pamper aan moet en nog op eigen kracht op en af de trap kan. Een lijf dat nog naar behoren werkt.

In dat geval tel ik eerst al mijn zegeningen want gezond zijn, is een zegen. Maar daarna begint het pas: gezond blijven. Hoe zou ik dan doen? Simpel: bewegen.

Wat nu volgt is een doodgewone dag in mijn leven als 80-jarige in het gezegende jaar 2069. Er is zelf een filmpje op ’t einde. Want later, als ik oud ben dan:

Begin ik in mijn dag ’s ochtends voor dag en dauw. Logisch want ze zeggen toch altijd dat oude mensen niet lang kunnen slapen. Ik eet iets, klauter dan meteen in mijn wandelschoenen en neem mijn skistokken in de hand.

Mijn wat?

Zo van die Nordic Walking stokken. Poles noemen ze die volgens ’t internet. Mijn kleinzoon zou mij er mee uitlachen. Maar ik had hem, op een toon zoals enkel een opa dat kan, toegesproken dat ‘De jeugd niet mag lachen met de oudere generatie. En zeker niet met onze skistokken.’

‘Poles, opa. Ge kent zelf de juiste naam niet’, had hij mij van antwoord gediend zoals alleen een kleinzoon dat kan.

Soit, de zon komt op. Ik begin te stappen. Maar na 5 minuten keer ik op mijn stappen terug: smartphone vergeten. Dat deert mij persoonlijk niet maar van mijn dochter mag ik de deur niet uit zonder.

‘Alsof ik niet voor mezelf kan zorgen’, zou ik snoeven.

‘Ge weet nooit wat er kan gebeuren’, zou zij dan antwoorden, ‘straks vinden we je in “the middle of nowhere” na een zoektocht van vier dagen in putje winter. Doodgevroren.’

‘Bedankt voor de aanmoedigingen’, zou ik (opnieuw) snoeven.

Nadat mijn vrouw mij, al zuchtend, getoond had waar mijn smartphone lag (sommige dingen zullen namelijk nooit veranderen, hoe oud we ook samen worden), vervolg ik mijn weg. Ik steek mijn oortjes in. Een voorbijrijdende tiener lacht mij vierkant uit. Een smartphone met oortjes? Da’s zo 2019.

Als mijn spieren warm hebben, na zo’n 20 kilometer, begin ik te lopen. Want wandelen is eigenlijk toch maar voor oude mensen, begint het mij te dagen. Mijn stokken, excuseer: poles, smijt ik overmoedig in de berm.

En, wonder boven wonder: het lopen gaat als een trein. Moest ik nu eens tot aan het zwembad lopen, bedenk ik mij. Zo’n 15 kilometer verderop. Net wanneer ik er aankom, openen de deuren. Een walm van chloor zoekt zich een weg naar buiten langs de kieren van de klapdeuren.

Terwijl ik rust op een bankje buiten voor het zwembad, stuur ik een berichtje naar mijn vrouw.

Ik zit op een bankje voor het zwembad.
Breng je mijn zwemshort? Die bermuda met bloemetjes op.

Ik voelde mij nog lang niet moe na 20 kilometer stappen en 15 kilometer lopen. Integendeel, ik was nog maar net begonnen klopte ik mezelf op de borst want moe zijn, dat is iets voor oude mensen.

Mijn vrouw antwoordde:

OK

Niet veel later komt ze aangefietst. Aan 40 kilometer per uur. Op haar elektrische fiets, uiteraard. Voor zo’n ‘oude’ fiets zou je tegenwoordig een fortuin betalen. ‘Dus jullie moesten effectief zelf op de trappers trappen, opa en oma?‘ zouden onze kleinkinderen met open mond vragen.

Ja, en bij sommige fietsen moest je de trappers stil houden om te remmen.‘ zou ik er nog een waarheidsgetrouw schepje bovenop doen.

Ik kleed me om en niet veel later sta ik al op de springplank. Een bende snotneuzen die met de klas komt zwemmen, gaapt mij aan aan de rand van het water. Kinderachtig gegiechel weerkaats tegen de binnenmuren van het zwembad.

Voorzichtig schuifel ik naar het topje van de springplank. Daarbij veert die al op en neer als stond ik op het dek van een schip. Ik draai mij om en sta nu met de tippen van mijn tenen op de rand van de plank. Met mijn rug naar het water dat op mij wacht. Het is muisstil in het zwembad, iedereen staart mij aan: een 80-jarige man in bermuda zwemshort met bloemetjes die trillend op de springplank staat.

En dan doe ik het: een salto.

Met een perfecte landing die als een ijslepel door het vlakke oppervlak van een net geopende doos vanille-ijs glijdt. Er is amper een golfje dat rimpelt over het water, zo perfect is mijn landing. Een kunststukje waar het woord schoonspringen voor is bedacht. Een bekroning van al mijn zegeningen.

De lilliputters joelden van bewondering. Spontaan applaus weerklonk. Met een nonchalante tred wandel ik richting de kleedkamers. Zelfzeker dat deze kerel hét nog altijd had.

Flashforward: half vijf ‘s middag, later die dag

Onze kleinzoon zit aan tafel en vertelt over zijn schooldag. Een filmpje was hét gespreksonderwerp op school.

Een oude man zou die ochtend in het zwembad een doodsmak gemaakt hebben. Vanop de springplank, plat op zijn rug. Hij probeerde een salto. Daarna zou hij ternauwernood nog tot aan de kleedkamers geraakt zijn. Een klasgenootje had alles gefilmd en meteen online gezwierd.

Ik zwijg. Een voordeel van oud zijn, is dat je selectief doof kan zijn. Ik zwijg vooral omdat ik beter weet.

Want later, als ik écht oud ben dan word ik zoals deze man:

0 reacties op “Later, als ik oud ben dan…

Geef een reactie

Vul je gegevens in of klik op een icoon om in te loggen.

WordPress.com logo

Je reageert onder je WordPress.com account. Log uit /  Bijwerken )

Facebook foto

Je reageert onder je Facebook account. Log uit /  Bijwerken )

Verbinden met %s