Ik hou van schrijven maar soms is het moeilijk en maakt het mij onzeker. Het is geen writer’s block of gebrek aan ideeën. Iets schrijven wat voor anderen leuk is om te lezen, is gewoon heel moeilijk.
En da’s nochtans de essentie. Je schrijft omdat je hoopt dat iemand het graag leest. Je claimt een deeltje van hun kostbare aandacht in de hoop dat die waardevol ingevuld wordt. Je duimt dat ze iets bijgeleerd hebben of op z’n minst héél eventjes gelachen / nagedacht hebben na het lezen van jouw woorden.
Soms schrijf ik maar voelt het alsof ik gewoon woorden na elkaar plak tot zinnen. Ze vormen geen verhaal. Ik ga vooruit en wandel maar wat. Naar nergens.
En toch moet ik het kwijt en wil ik het graag schrijven. Het moet uit mijn systeem en tikt weg telkens de knipperlichtcursor op mijn scherm letters achter zich laat. Soms werkt schrijven louterend, maar daar heeft een lezer geen hol aan natuurlijk.
Schrijven moet je leren door het veel te doen. Da’s mijn credo van toen ik begon te bloggen. Er is niemand die mij betaalt om te schrijven en niemand die ik beveel om het te lezen. Dat geeft mij heel veel vrijheid.
Maar ook veel onzekerheid of dat het wel op iets trekt. Ik cureer immers mezelf, er is vaak weinig andere feedback. En zeker niet bij slechte stukjes.
Ik heb de zelfgekozen luxe om te schrijven wat ik wil. Maar dat maakt van mij geen goede schrijver. Dat besef ik ook wel.
Soms schrijf ik iets waar ik trots op ben. Als ik het stukje dan enkele maanden later lees, dan overvalt me een leuk gevoel. Mijn aandacht om het stukje te lezen, was niet verloren.
Voor elk stukje waar ik trots op ben, is er echter ook een stukje dat ik zelf barslecht vind. Een serieuze waste of time om het te lezen. Dat komt bijvoorbeeld omdat ik graag eens iets nieuws probeer, zoals deze blogpost, maar dat mislukt soms.
Als ik sommige schrijvers lees (ik denk maar aan de fan-tas-tische Frank Heinen of James Worthy die met elke column die ze schrijven, mij onbedoeld het gevoel geven dat ik een wannabe sportvedette ben die in het truitje van zijn grote idool voor de tv naar Champions League zit te kijken naar de échte jongens terwijl ik mijn bierbuik voedt met chips en bier, mezelf wijsmakend dat ik ook zo goed kan sjotten als hen), wel dan kan mij een gevoel van moedeloosheid overvallen.
Waar ben ik mee bezig, dat lukt mij niet, dat kan ik niet.
Het lijkt alsof zij de kunst beheren om altijd goed te schrijven. Alsof ze zichzelf zo kunnen cureren dat enkel de goede stukjes overblijven. Velen kunnen een mooi stukje tekst schrijven maar het is, denk ik, een gave om ze van de slechte te onderscheiden.
Ook een Frank Heijnen of een James Worthy moeten soms slechte stukjes schrijven die op niets trekken, toch? Ik wou dat ik eens één dag in hun hoofd kon kruipen om te zien hoe zij naar de wereld kijken en die wereld uitleggen aan hun lezers.
Schrijven is schrappen: ’t is een dooddoener maar vind ik zo pijnlijk. Kill your darlings.
Ik heb al zo weinig tijd om te schrijven en dan moet ik nog eens BACKSPACE doen. Hoe weet je nu of hetgeen je schrapt niet net dat ene lachje is van je lezer? Schrappen is als je eigen kindjes verzuipen.
Een schrijfopleiding zou de max zijn. Maar ja: tijd hé. Het zou nochtans helpen, dat weet ik, want een geoefende lezer of schrijver merkt mijn manco’s snel op waarschijnlijk. Die ziet mijn bierbuik.
Wat dit stukje betreft, kan ik enkel maar hopen dat dit geen waste of your time was en dat je het interssant vond om te lezen. Of op z’n minst je mondhoek voor héél even in een lachje plooide.
Ondertussen blijf ik schrijven voor de sport, omdat ik het zo graag doe.
0 reacties op “Schrijven voor de sport”