Lopen Persoonlijk

Waarom ik (misschien) een marathon loop

Er zijn zo’n van die dingen die je niet kan voorspellen. Moest iemand mijn twintigjarige ik zeggen dat ik als vierendertigjarige (misschien) een marathon zou lopen, ik had die mens vierkant uitgelachen.

Nochtans…

Sport was en is mijn leven.

Maar lopen, dat haatte ik uit de grond van mijn hart. Lopen was niet meer dan een noodzakelijk kwaad om beter te kunnen sporten. Of het nu volleybal, voetbal of tennis was.

Als ik looptraining had en het kon, dan sneed ik elke hoek van het loopparcours af. Of ik verstopte mij achter struiken, ver buiten het zicht, om dan subtiel weer in te voegen. Dus nee, lopen interesseerde mij he-le-maal niet. En eerlijk is eerlijk, echt goed lopen kon ik niet.

En toch…

En toch ga ik in 2023 (misschien) een marathon lopen. Met de nadruk op ‘misschien’.

Laat mij dat even uitleggen.

Toen ik jonger was, wilde ik de beste zijn. Altijd en overal. Elk punt en elke wedstrijd wilde ik winnen. Training of match. Het maakte niet uit.

Verliezen is voor verliezers‘, riep ik. Poëtischer maken ze een tegelwijsheid niet, dommer ook niet. Want hoewel ik verliezen nog steeds haat, altijd en overal, is mijn mening bijgesteld.

Waarom? Wel, dat begon op mijn twintigste, toen ik mij blesseerde aan mijn pols. Een blessure zo zwaar dat de dokters me vertelden dat ik waarschijnlijk nooit meer zou volleyballen.

Dat was verkeerd gedacht, riep ik.

En inderdaad, één jaar later speelde ik, tegen alle verwachtingen in, opnieuw volleybal. Nog eens een half jaar later won ik een bekerfinale.

IJzersterk voelde ik mij. Helemaal klaar om opnieuw de beste speler te worden die ik kon zijn. Ik ging alles kapot spelen.

Helaas, zo liep het niet. Mijn karakter wilde nog steeds winnen. Maar er was iets veranderd. Vanaf het moment dat ik terug kon sporten, besefte ik ook hoe kwetsbaar je bent. Mijn naïeve gevoel van jeugdige onoverwinnelijkheid ebde weg, golven van twijfels kwamen in de plaats.

En dat gevoel van kwetsbaarheid haatte ik. Ik snapte er ook niets van. Ik hield van sporten, maar winnen, dat moest niet per se meer. Ook dat snapte ik niet. Ik vocht tegen mijn eigen identiteit.

Ondertussen takelde mijn pols beetje bij beetje af. Heel onverwacht en zonder dat ik het eigenlijk door had. Maar ik bleef doorgaan. Tegen beter weten in. Telkenmale verlegde ik mijn pijngrens met een duimbreedte verder.

Tot het moment dat ik begon te vechten tegen de pijn in mijn pols. Eerst tijdens het sporten, uiteindelijk ook na het sporten. Iets wat vrat aan mijn zelfvertrouwen en geweten. Maar mijn karakter vertelde mij dat ik dit gevecht wel ging winnen.

Verliezen was voor verliezers, toch?

En dan werd ik zo’n zes jaar geleden wakker op een zondag, de dag na een wedstrijd. Na wat uiteindelijk bleek, mijn laatste volleybalwedstrijd ooit. Ik voelde opnieuw pijn in mijn pols, in mijn volledige arm zelf. Maar ditmaal voelde het anders.

Sinds die zondag is die pijn in mijn arm nooit meer verdwenen.

Sindsdien sta ik op met pijn.

Ga ik slapen met pijn.

Daartussenin heb ik ofwel weinig ofwel veel pijn.

Dag in, dag uit. Nacht in, nacht uit.

Mijn reddende dokters van lang geleden onderzochten mij opnieuw. De conclusie was hard: de schade in mijn pols is onherstelbaar. De hele rimram is kapot. Een nieuwe operatie is te onzeker.

Ik moest aanvaarden dat ik niet meer kon volleyballen. Maar vooral: ik moest aanvaarden om te leven met pijn.

Verloren voelde ik mij. Teleurgesteld in mijn lijf. En voor het eerst in mijn leven stopte ik met sporten.

Moeten stoppen met volleyballen was balen, schreef ik toen in een blogpost. Maar de periode die er op volgde, bleek moeilijker. Erover schrijven was louterend:

Ik zocht naar antwoorden. Die vond ik bij een psycholoog, in boeken over chronische pijn, in het polskliniek (ja die bestaat),…

Ik herprogrammeerde vervolgens mijn handelingen (van heffen tot typen) en, zonder dat ik het besefte, mijn denken. Ik leerde dat er niets mis is met kwetsbaar zijn en dat tonen, vandaar dat ik ook bleef schrijven hoe moeilijk ik het had. En ik leerde uit lezersreacties dat velen hetzelfde meemaken.

Want toen ik na lange tijd besefte dat je een wedstrijd tegen chronische pijn niet kan winnen, ging ik mij aanpassen. Ik aanvaardde mijn situatie. Ik leerde dat iets aanvaarden omdat het moét, enorm moeilijk maar des te leerzamer is.

Botsen op je grenzen doet je beseffen dat niets oneindig is. Maar dat je alles binnen die grenzen moet koesteren. Soms verleg je grenzen, soms niet. Het gaat er om dat je een andere weg moet vinden je vastloopt. Want de wereld blijft rond jou blijft draaien en jij moet mee vooruit, misschien langs een andere weg.

Wat voor mij betekent dat ik bewust kies wat ik wél en niét doe. Werken aan een computer doe ik wél, anders kan ik mijn job niet doen. Mijn kinderen wassen doe ik wél, anders voel ik mijn geen goede papa. Autorijden doe ik wél, anders geraak ik nergens.

Activiteiten zoals gras afrijden, fietsen of zwemmen doe ik zo min mogelijk. Ik zou wel willen maar ’t is nu eenmaal kiezen. Net zoals ’s avonds laat blogposts schrijven iets is wat ik helaas minder vaak doe.

Want ik start elke dag met een beetje pijn en voeg bij elke handeling een beetje pijn toe. Als een zandloper die vol loopt. Ik moet kiezen wanneer en hoe ik mijn pijngrens overschrijdt want vele kleine pijntjes maken (te)veel pijn.

Die balans vinden is mijn equivalent van winnen, elke dag opnieuw.

It’s not the survival of the fittest, but the survival of the most adaptable.

Charles Darwin

En toen liet ik de twijfels in mijn lijf los en besloot ik om mij te heractiveren als het ware. Ik ging, cliché oh cliché, bewuster leven door te mediteren, geen vlees meer te eten en… te gaan lopen.

Eerst op een loopband in een mottig fitnesscentrum op een godvergeten vrijdagavond. Ik lachte mezelf vierkant uit. Pompaf was ik, na vijf kilometer. Ik zweette mij kapot want wat wil je: geen zuchtje windje natuurlijk op zo’n loopband. En om de vijf minuten zo’n gespierd Michelin mannetje die naar zijn spieren kwam lonken in de spiegel waar ik dus in de achtergrond mijn eigen aangelopen zweetkop op en neer zag deinen. Mijn hoofd was als een rode boei dobberend in een zee van zweet, omringd door blinkende strandbinken en strakke Baywatch meiden.

Maar stap voor stap liep ik langer, sneller en verder. En ik stopte eigenlijk niet meer. Altijd en overal. Of ik nu thuis ben of voor het werk in Austin (VS) waar ik om 6u ’s ochtends tijdens een ochtendloopje de coverfoto voor deze blogpost nam.

Ik vind het zalig om na het lopen die vermoeidheid te voelen in mijn lijf, iets wat ik telkens opnieuw heimelijk omarm omdat het mij doet denken aan vroeger. Alsof ik telkens opnieuw win.

Lopen helpt om mijn grenzen te verleggen. Niet in snelheid en records maar eerder in mindset. Lopen is mijn zuurstoftank van energie en rust. Het is een natuurlijke pijnstiller. Eentje die ik altijd en overal kan nemen.

Na enkele jaren wekelijks wat te lopen, besloot ik een tijdje terug om (misschien) een marathon te lopen. Niet om de prestige. Ik wil mijn lichaam blijven herontdekken. Ik wil mijn grenzen opnieuw verleggen zonder ze daarbij te overschrijden.

Old age is like everything else. To make a success of it you’ve got to start young.

Theodore Roosevelt

Als ik schrijf ‘misschien’ dan betekent dat ik wil voelen of mijn lijf de belasting van een marathon(voorbereiding) aankan. Want dat was de meest waardevolle les die ik leerde de voorbije jaren: duurzaam omgaan met mijn lichaam. Als ik voel dat het risico op blessures te groot wordt dan loop ik geen marathon. Hoe jammer ook. Dan aanvaard ik dat.

Op 15 oktober is er dus de start van een marathon in Brugge.

Die haal ik. Misschien.

42,195 kilometer verder ligt een eindmeet. Ook die haal ik. Misschien.

En dat vind de vierendertigjarige ik prima want die voelt zich nu al gewonnen.

4 reacties op “Waarom ik (misschien) een marathon loop

  1. Verschuere Thierry

    Proficiat Pieter-Jan! Ook ik heb hetzelfde meegemaakt met volley en rugblessure! Ben onmiddellijk gestopt ( bruusk)op 30-jarige leeftijd met sporten. Na 6 maande zat ik bij cardioloog met hartritmestoornissen en met het advies terug te sporten en verbod op caffeinerijke dranken zoals koffie , thee met theïne. Ik startte toen de rugschool met Kine en psychologische begeleiding. Vanaf 1991 ben ik beginnen zwemmen en tot op heden zwem ik tussen 4en 6km per week in 2a3 sessies van 45min. Dit geeft mij enorme mentale en fysieke voldoening , nu zelfs nog op mijn 63ste! Daarnaast wandel en fiets ik! Je ziet, je hele leven is een continue leerproces en vaak dien je te relativeren . Door dit alles heb ik op 63-jarige leeftijd een goede werk- life- balans …. Die zo verder Pieter-Jan.

    Like

  2. Pingback: Mijn Marathon Dummy Experiment – SPORT.Blog

  3. Pingback: Marathon Day – SPORT.Blog

Plaats een reactie